INTERNATIONAL BLIND SPORTS FEDERATION
IBSA showdown spelregels
(De regels werden onderhandeld en goedgekeurd door de IBSA Showdown subcommissie in Praag op 17 januari 2009. De regels zijn geldig vanaf 1 mei 2009)
Deze regels zullen van toepassing zijn op alle showdown wedstrijden tijdens IBSA Wereldkampioenschappen, locale IBSA kampioenschappen en alle andere wedstrijden geaccordeerd door IBSA.
1. Algemene regels
Showdown wordt gespeeld door twee spelers. Het spel wordt gespeeld op een rechthoekige tafel met doelgaten aan beide einden en een dwarsplank in het midden. Het spel wordt gespeeld met bats en een bal waarin stalen bolletjes zitten om hem hoorbaar te maken. Het doel van het spel is om met het bat de bal over de tafel, onder de dwarsplank door in de goal van de tegenstander te slaan, terwijl de tegenstander dit probeert te vermijden.
1.1 De regels volgen hieronder.
1.2 De IBSA Showdown Subcommissie bepaalt in overleg met de toernooiorganisatie het soort toernooi.
1.3 Indien er enig misverstand over de IBSA-Showdownspelregels optreedt, zal de Engelse versie bindend zijn.
Dit reglement bestaat uit vier delen:
A. Spelregels
B. Materiaalspecificaties
C. Appendix: definities
D. Bijlage: blauwdruk van de tafel
A. SPELREGELS
2. Algemeen
2.1 Gedurende toernooien zullen per tafel de volgende officials aanwezig zijn:
A. Scheidsrechter (goedziend)
B. Tijdcontroleur (verstreken tijd en time-outs)
C. Teller (score en aantal services)
De tijdcontroleur en de teller mogen dezelfde persoon zijn.
De scheidsrechter kan ook tegelijkertijd tijdcontroleur en teller zijn. Maar deze regel zal niet van toepassing zijn tijdens play-off wedstrijden van EK/WK waar minimaal twee officials aanwezig moeten zijn.
2.2 Als een scheidsrechter geblesseerd raakt, stopt hij/zij de wedstrijd en wordt hij/zij vervangen door een andere scheidsrechter.
2.3 De scheidsrechter moet in staat zijn een wedstrijd op een EK/WK in het Engels te leiden. De speler, die de officiële taal niet verstaat kan van een tolk gebruik maken maar hij/zij moet hem/haar voor de wedstrijd aankondigen.
2.4 De scheidsrechter zal er voor zorgen, dat de spelregels te allen tijde in acht worden genomen. De beslissing van de scheidsrechter is bindend.
2.5 De scheidsrechter start en stopt het spel door een enkel fluitsignaal, een dubbel fluitsignaal voor een doelpunt en een lang fluitsignaal wanneer de set/wedstrijd is geëindigd.
2.6 De winnaar van de set/wedstrijd is de speler die elf (11) punten bereikt met een verschil van twee (2) punten, tot een score van zestien (16) punten. Hierna wordt gewonnen op het eerstvolgende punt, zelfs als er geen verschil van twee (2) punten is.
2.7 Tijdens toernooien, wordt de speeltijd per set beperkt tot vijftien (15) minuten. Tijdens de finale wedstrijden van een toernooi wordt geen tijdslimiet gehanteerd. De toernooileiding zal de deelnemers informeren over de tijdslimiet alvorens het toernooi begint.
2.8 Als een wedstrijd met tijdslimiet wordt gespeeld, zal de speler die vóór staat op het moment dat de toegestane tijd voor de set verstrijkt, tot winnaar worden uitgeroepen. Indien de stand gelijk is bij het verstrijken van de speeltijd zal er opnieuw getost worden om de speler te bepalen die mag gaan serveren. Het eerste volgende punt is het winnende punt.
2.9 De spelers wisselen van speelhelft na elke set in de wedstrijd. In de laatste set van de wedstrijd wisselen de spelers van speelhelft nadat zes (6) punten door één (1) speler zijn gescoord, of nadat de helft van de stoptijd is verstreken.
2.10 Als er maar een (1) set wordt gespeeld, wisselen de spelers van speelhelft nadat zes (6) punten door één (1) speler zijn gescoord, of nadat de helft van de stoptijd is verstreken.
2.11 De tijd voor het wisselen van speelhelft bedraagt maximaal één (1) minuut (60 seconden) tot het moment dat de speler de speelpositie bereikt.
2.12 Bij het wisselen van tafelhelft moeten de spelers naar rechts rond de tafel lopen.
2.13 Bij het wisselen van tafelhelft mag de coach met de speler communiceren totdat de speler zijn nieuwe speelpositie heeft bereikt.
2.14 Voor de aanvang van de wedstrijd moet de speler, die een coach heeft, deze bij de scheidsrechter aanmelden. Een speler kan zijn/haar coach aanmelden ook als deze (nog) niet aanwezig is. De coach kan enkel de speelruimte binnenkomen of verlaten, wanneer een set is geëindigd en de scheidsrechter de deur opent.
2.15 Tijdens het wisselen van tafelhelft mag een speler zichzelf of met assistentie van zijn/haar coach verfrissen, maar moet bij de tafel blijven (binnen ten hoogste één (1) meter).
2.16 Toeschouwers moeten tijdens de wedstrijd stil zijn. Wanneer een doelpunt of een punt is gescoord kan er geklapt worden, maar het is aan de scheidsrechter om de stilte te bewaren in de kamer en ervoor te zorgen, dat het publiek geen storende geluiden maakt. Het publiek moet binnenkomen of weg gaan wanneer een set is afgelopen.
3. Time-outs
3.1 Iedere speler/team heeft recht op één (1) time-out van één (1) minuut (zestig (60) seconden) per set/wedstrijd. Een verzoek tot een time-out moet aan de scheidsrechter gedaan worden als het spel stil ligt. Een verzoek tot een time-out kan door zowel de speler als de coach worden gedaan.
Alleen tijdens een time-out mogen coach en speler overleggen.(zie ook 2.13)
3.2 De scheidsrechter mag het spel te allen tijde stoppen, als hij dat nodig vindt (b.v.: blessure, omgevingsgeluid, enz.). De scheidsrechter hervat de wedstrijd door opnieuw te laten serveren.
3.3 De klok wordt stilgezet tijdens een time-out of wanner de scheidsrechter het spel stopt.
4. Score
4.1 Voor een doelpunt worden twee (2) punten toegekend. Als er een doelpunt gescoord wordt geeft de scheidsrechter een dubbel fluitsignaal.
4.2 Spelers kunnen scoren ongeacht wie er aan service is.
4.3 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die de bal tegen de dwarsplank aanslaat, zodanig dat de voorwaartse beweging van de bal wordt gestopt.
4.4 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die de bal over de dwarsplank slaat.
4.5 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler die de bal binnen het speelveld raakt met een ander deel van zijn lichaam dan het bat of de speelhand.
4.6 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, wiens batje of de speelhand de bal buiten het speelveld brengt.
4.7 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die de bal vastzet, stopt en niet binnen twee (2) seconden het spel hervat.
5. Begin van het spel
5.1 Voordat de wedstrijd begint worden de scheidsrechter, tijdcontroleur, teller, spelers en coaches voorgesteld door de scheidsrechter.
5.2 Voor aanvang van de wedstrijd dient de scheidsrechter de ondoorzichtige oogbescherming, het bat, de handbescherming en de kleding, die door de spelers wordt gedragen, te inspecteren.
5.3 Voor aanvang van de wedstrijd zal de scheidsrechter tossen (opgooien van een munt). De speler, wordt gevraagd kop of munt te kiezen. Als deze speler juist gokt, mag hij/zij kiezen, wie er begint met serveren.
5.4 De scheidsrechter rolt de bal naar de serverende speler en zal beide spelers vragen of ze klaar zijn om te beginnen. Als beide spelers te kennen geven, dat ze klaar zijn, start de scheidsrechter het spel met een enkel fluitsignaal.
6. Service
6.1 Na een fluitsignaal van de scheidsrechter moet de serverende speler binnen twee (2) seconden serveren. Doet de serverende speler dat niet binnen de 2 seconden, dan krijgt de tegenstander een (1) punt en verliest de serverende speler zijn service.
6.2 Tijdens het serveren telt iedere slag naar de bal als een service.
6.3 Elke speler moet twee (2) keer achter elkaar serveren, daarna gaat de service over naar zijn tegenstander.
6.4 Een geserveerde bal moet precies één keer tegen de zijkant kaatsen, voordat hij onder de dwarsplank doorgaat. Als dit niet gebeurt, stopt de scheidsrechter het spel, verliest de speler de service en krijgt de tegenstander een (1) punt.
7. Het spel
7.1 Er moet vanaf de korte zijden van de tafel gespeeld worden. Een speler mag niet vanaf de zijkant van de tafel spelen.
7.2 De bal moet onder de dwarsplank door gaan voordat hij wordt beschouwd als zijnde in het spel.
7.3 Het bat moet te allen tijde met één hand worden vastgehouden, uitgezonderd de tijd die nodig is om van speelhand te wisselen. Overtredingen worden bestraft door een (1) punt aan de tegenstander toe te kennen.
7.4Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die zijn niet-speelhand in het speelveld houdt. Uitgezonderd wanneer van speelhand gewisseld wordt.
7.5 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die de bal slaat, die daarop op de bovenkant van de zijwand en/of de contactplank komt en terugspringt in het speelveld.
8. Dode bal
8.1 De scheidsrechter verklaart een bal 'dood' en laat opnieuw serveren als, naar zijn/haar mening, de bal zo langzaam gaat dat het de wedstrijd onnodig vertraagt of als een speler de bal kwijt is.
9. Sancties
9.1 Het is niet toegestaan de bal te raken binnen het doelgebied. Als dit toch gebeurt, dan zal aan de tegenstander één (1) punt toegekend worden.
9.2 Als een speler, volgens de scheidsrechter, de bal met zijn vingers of met zijn duim vasthoudt, krijgt de tegenstander een (1) punt.
9.3 Als een speler het bat laat vallen, wordt dit bestraft met een (1) punt.
9.4 Als, naar oordeel van de scheidsrechter, een speler of coach zich misdraagt zoals:
op hinderlijke wijze tegen de tafel stoten,
storend hard met het bat over de tafel schrapen,
tijdens het spel of de spelonderbreking praten (Zie 2.13 en 3.1) of,
enig andere vergelijkbare activiteit ter beoordeling van de scheidsrechter,
zullen de volgende straffen worden toegepast
1e overtreding: waarschuwing en een re-serve
2e (en verdere) overtredingen: een (1) punt wordt aan de tegenstander toegekend en de speler verlies de service.
De scheidsrechter mag een supporter of coach uit de speelruimte verwijderen als deze zich misdraagt.
9.5 In het geval van zeer ernstig wangedrag (bijv. het gooien met bal of bat), kan de scheidsrechter overgaan tot onmiddellijke bestraffing van de overtredende speler (dus zonder waarschuwing). De overtredende speler verliest de set met 11-0.
9.6 Er wordt een (1) punt toegekend aan de tegenstander van de speler, die vanuit de buitenkant met enig deel van zijn lichaam in het doelgat komt.
9.7 Als tijdens de wedstrijd een mobiletelefoon of horloge van een speler of zijn/haar coach af gaat, geeft de scheidsrechter een (1) punt aan de tegenstander van de overtreder.
10. Kleding
10.1 De spelers moeten shirts met korte mouwen dragen (mouwen niet verder dan de elleboog).
10.2 Het wordt aanbevolen dat spelers handbescherming dragen. Deze handbescherming mag niet verder gaan dan zes (6) cm voorbij het polsgewricht van de speler. De hand bescherming mag de hand niet meer dan twee en half (2,5) cm vergroten aan de bovenkant van alle vingers tot aan de pols en niet meer dan twee (2) cm in de breedte.
10.3 Spelers moeten ondoorzichtige oogbescherming dragen die er voor zorgt dat de speler niets meer kan zien.
10.4 De scheidsrechter dient duidelijk als scheidsrechter herkenbaar te zijn.
|